
Werner, de vorige keer zijn we gestart met jouw lijfspreuk waarvan het eerste woord “Weidelijk“ was. Wil je dat begrip toch even toelichten?
Bij deze vraag voelt hij zich duidelijk als een vis in het water en het antwoord volgt dan ook bijna onmiddellijk. De oorsprong, zegt hij, ligt gewoon in de algemene aanvaarding van het feit dat mensen niet “boven” de natuur staan maar er deel van uitmaken. De natuur is ook ons huis. Elke menselijke “tussenkomst” in “ons huis” brengt daarom een verantwoordelijkheid met zich mee, zowel tegenover die natuur als tegenover de andere mensen. Of zo ’n ingreep nu gebeurt door een veeteler, een bio-boer, een bosbouwer, een paddenstoelenplukker, een mountainbiker, een wegenbouwer of een jager is onbelangrijk. Wel even opmerken dat dit gevoel van responsabiliteit voor het eerst opdook in de jagerij. Vermoedelijk omdat men inzag dat, indien men in de toekomst wilde blijven jagen, dit moest gebeuren met het nodige vakmanschap.
Volgens Werner vereist dergelijk vakmanschap het bezit van een brede kennis over fauna en flora, hun onderlinge relaties, hun dynamiek en de wisselwerking met het milieu.
Maar, zo merkt Werner fijntjes op, naast het bezitten van die deskundigheid heb je een verrekijker nodig en een geweer. De kijker is vaak nuttiger dan het geweer maar het geweer trekt jammer genoeg meer de aandacht. Daarom is voor veel mensen “jagen” een synoniem voor ”schieten” en dat is spijtig. Deskundigheid, in zowel het gebruik van als het veilig omgaan met die wapens, is uiteraard vanzelfsprekend. Ik kan niet genoeg benadrukken, dat het zondermeer essentieel is te begrijpen dat iedereen die van ver of van dicht bij de jacht betrokken is , door haar / zijn individueel gedrag, het beeld zal bepalen dat de media en de “niet-bij-het-jachtbedrijf-betrokkenen” zich over de jacht zullen vormen. Bij alle handelingen moet men daar rekening met houden. Indien je nu zou denken dat ik afdwaal van je vraag, grinnikt Werner, neen hoor. Dit moest mij toch even van het hart !!
Maar wat is dan het verband tussen “weidelijkheid” en die “verantwoordelijkheid”?
Dit zal ik even verduidelijken! Het idee van “verantwoordelijkheid” tegenover de natuur ontstond eerst in de Duitsprekende regio’s. Men ging namelijk een gedragscode ontwikkelen, een handleiding voor “jagers”. Namelijk: hoe hoorde iedere bij de jacht betrokkene zich te gedragen of te handelen? Daarin werd gesteld dat een men, naast het beschikken over de nodige vakkennis, ook altijd eerlijk en oprecht moest handelen zowel tegenover zijn medemensen als tegenover de natuur. Niet alleen tijdens de jacht, maar altijd!
Die leidraad noemt men in het Duits: Weidgerechtigkeit . Het betekent : “zich op een eerlijke wijze van voedsel voorzien*.
Deze term treffen we voor het eerst aan in vakboek uit 1810. Het wordt pas op het einde van de 19°eeuw algemeen gebruikt. In het Nederlands gebruiken we hiervoor de term Weidelijkheid.** Denk aan het Duitse “Weidlich” wat “op de juiste manier” betekent.
Aanvulling:
Het eerste deel van het woord “Weidgerechtigkeit bestaat uit het Oudhoogduitse “Weida” en betekent “voedsel of jacht”.
o Dit kan je bijvoorbeeld terugvinden in onze Nederlandse woorden “weide”, namelijk een plaats waar vee voedsel vindt of in “weitas”, een synoniem voor jagerstas .
o Dit woord is dan weer ontleend is aan het Duitse “Weidtasche” (samengesteld uit Weida en Tasche ( tas of zak ).
o Het Oudhoogduitse “Weida” vinden we ook terug in “Weidmann”, een synoniem voor jager, vergelijkbaar met het Nederlandse “jagerman”, of in de traditionele Duitse jagersgroet : “Weidmannsheil” !
Het tweede deel bevat het woord “recht” wat “rechtvaardig of eerlijk” betekent. ( Denk aan het Nederlandse woord gerechtigheid ! ) *
(uit : M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdam )
In diezelfde lijfspreuk komt ook het woord “tradities” voor, meer specifiek over tradities tijdens het “jachtgebeuren”. Geef eens enkele voorbeelden ?
Tradities vormen volgens mij de grondslag van een beschaving, stelt Werner. Ze houden ons in “evenwicht”. Het is in feite het in stand houden van het geheugen van de mensen die er voor ons waren. Tradities zijn dus niet alleen belangrijk bij het “jachtgebeuren”, verduidelijkt hij nog. Tot dit “weidelijk “ jagen behoren dus ook een aantal tradities en gewoontes. Men kan ofwel hiervan de as vereren ofwel het vuur brandende houden. En wat het laatste betreft, daar wil ik mij samen met anderen, achter zetten. Laat mij beginnen met de befaamde traditie van de Hubertusvieringen, vervolgt Werner.
Hubertusvieringen en de legende van de Heilige Hubertus, de patroonheilige van jachthoornisten, jagers, paarden- en hondenliefhebbers zijn alom gekend. Deze legende wordt, rond 1106 door een anonieme auteur, voor het eerst beschreven in zijn “Miracles de Saint Hubert”. Hierin vertelt de auteur hoe de Heilige Hubertus iemand genas van hondsdolheid. Deze Hubertusmissen zijn vooral gekend voor de klanken van de jachthoorns, de zegening van de dieren en het uitdelen van het gewijde Hubertusbrood. Dit brood moet mens en dier vrijwaren van of helpen bij de genezing van hondsdolheid. Vroeger werd de ziekte ook “uitgebrand”. Men gebruikte hiervoor een brandijzertje, namelijk de Hubertussleutel waarin een jachthoorn gegraveerd was. Een duidelijke verwijzing naar de Heilige Hubertus. Gewijd water, maar dan wel gedronken uit een jachthoorn hielp ook bij het genezingsproces. Maar, gaat hij verder, andere en veel minder gekende tradities, zijn deze die in verband staan met het “tableau””.
Werner: wil je toch, voor je verder gaat, even verduidelijken wat de term “tableau” betekent ?
Even nadenken waar ik moet beginnen, en hij fronst zijn wenkbrauwen. Ik wil wel vooraf twee opmerkingen maken. In het “Jachtbedrijf” wordt, net zoals in andere ambachten, een eigen vaktaal gebruikt. Dit om zo duidelijk mogelijk te communiceren. En op de tweede plaats moet je voor ogen houden dat het Nederlands en het Duits tot dezelfde “taalgroep” behoren. Daarom kunnen woorden gemakkelijk worden overgenomen.
Zo wordt in het Duitse “jachtbedrijf” de vakterm “gestreckt” gebruikt om aan te geven dat het wild gedood werd. We hebben deze “vakterm” overgenomen uit het Duits en “vernederlandst” tot “ het wild gestrekt hebben”. Er bestaat dus totaal géén verband met het Nederlandse “strekken” of “uitstrekken” .
Terloops even nog dit: een andere term die we hebben overgenomen uit het Duits is het “ansprechen” van wild. We hebben dit vernederlandst tot “aanspreken”. Maar in het Duitse betekent dit “beurteilen”, namelijk duidelijk weten met wie of wat men te maken heeft. Jagers gebruiken het dus ook in deze betekenis en dus helemaal niet in de zin van “het woord tot iemand richten”.
Maar nu terug naar het woord “gestreckt”. Het Duitse woord “Strecke” heeft meerdere betekenissen. Zo kan het bv. gaan om een “afstand” of een “weg”.
Het wild werd vanuit het bos, voor verder transport, naar een weg gedragen. Dit noemde men dan “”zur Strecke bringen” ( naar de weg brengen ). Vervolgens werd het, vroeger uiteraard met paard en wagen, naar een bepaalde plaats gebracht om daar, op een bed van sparrentwijgen, te worden uitgelegd.
Uitgelegd in verschillende rijen, volgens soort, geslacht en ouderdom. Altijd op de rechterzijde. Dit is immers de “goede zijde” en, zo dacht men immers vroeger. En langs die zijde kon een aardgeest niet in het dier binnendringen. Het feit dat men dit nu nog doet geeft aan hoe oud deze traditie is. Het in rijen uitleggen heeft als bijkomend voordeel dat men zich zo snel een idee kon vormen van het aantal gestrekte dieren.
Het geheel zelf noemt men “eine Strecke”. Hierin kunnen we dus de term “gestreckt” best kaderen: klaar om naar de “Strecke” te brengen. In het Nederlands gebruiken we de term “tableau” voor “ Strecke. We hebben deze keer de term niet overgenomen in het Nederlands.
Aanvulling:
Die Wendung “zur Strecke bringen”* ( 19. Jh ) wohl “zu Strecke” im Sinne von “reihenweise nebeneinandergelegtes bei einer Jagd erlegtes Wild”. ( uit W. Pfeifer: Ethymologisches Wörterbuch des Deutschen )
Maar, vervolgt Werner, dit woord “tableau” verwijst jammer genoeg eerder naar een “ tafereel” of een schilderij. En het wild “ ten toon te stellen” is nu echt niet de bedoeling. Het is wel een manier om zijn waardering en respect tegenover de natuur en het wild te betuigen.
Waardering en respect betonen tegenover het wild, is dat een voorbeeld van een traditie ?
Jawel, knikt hij, en zo kom ik o.a. bij het Jachthoornblazen terecht. Voor alle duidelijkheid, vervolgt Werner, ik heb het hier enkel over de Duitse traditie van het jachthoornblazen. Hierbij worden zowel de “Fürst Pless - ” als de “Parforce hoorn” gebruikt. Ik beschreef al het uitleggen van het wild op het tableau. Misschien nog dit: men begint altijd met het “grootwild”. Dus op eerste rij liggen de edelherten, op de tweede rij de damherten, dan de everzwijnen en vervolgens het reewild. Daarachter komt dan het “kleinwild”.
Maar er zit ook een vast patroon in de manier waarop de aanwezigen zich opstellen !. De jachtheer, met achter hem de jagers, staat aan het hoofd. Wel langs de linkerkant van het tableau. Aan de overkant, dus de “achterzijde” van het wild, staan eerst de jachthoornisten, daarachter de drijvers en links daarvan de hondengeleiders.
En zo, en nu beginnen zijn ogen pas echt te blinken, kom ik bij de jachthoornisten. Ze brengen aan het tableau, uit respect voor elke soort wild , een typisch muziekstuk.
Hierin wordt muzikaal getracht om zowel de “waardigheid” als de “manier van voortbewegen” van de betreffende diersoort weer te geven. Maar het bevat ook nog een andere boodschap voor alle aanwezigen, namelijk het “memento mori” ( Latijn: gedenk te sterven ) . Dit om alle omstanders ook even stil te laten staan bij de vergankelijkheid van hun eigen leven.
Maar daarnaast hebben jachthoorns, tijdens een jacht dag, nog andere functies hoor. Bij het begin van de dag klinkt zo “de begroeting” (Die Begrüssung). Na de nodige instructies van de jachtheer volgt het “vertrek” naar waar er gejaagd zal worden. ( Aufbruch zur Jagd). Pas na het “aanblazen van de eerste drift” (Anblazen des Treibens) mogen de geweren geladen worden. En zo kan ik nog een poosje doorgaan besluit Werner. Tot er ’s avonds afscheid genomen wordt met het melancholische “tot weerziens” (Auf Wiedersehen).
Toch slot nog dit: toen ik het daarnet had over het brengen van het wild naar een nabijgelegen weg had men paard en wagen nodig voor het verdere transport. Die wagen “riep” men met het signaal: “Wildwagen gevraagd” ( Wagenruf ). De jachthoorn wordt gebruikt als GSM. Voor de ene zijn al deze gewoontes en tradities, het jachthoornblazen uiteraard inbegrepen, dweperige of romantische “bijlagen”. De andere kan zich een jacht zonder het jachthoornblazen en zonder de andere tradities niet indenken. Misschien is het wel zo dat op die manier een onderscheid kan gemaakt tussen twee “opvattingen over jagen”. Volgens de ene opvatting behoort jagen tot een economische activiteit waar de “opbrengst van goederen” prioritair is. Volgens de andere opvatting was en is jagen altijd véél meer geven dan nemen.
Werner Vitt.
Interview door Vik Rubberecht
Zelf interesse om het jachthoornblazen te leren? De Jachtwacht | Calmont
Comments