De Ierse Rood-Witte Setter is een oud ras, ontstaan in, zoals de naam het zegt, Ierland. Het is het oudste van Ierlands negen inheemse rassen, het oorspronkelijke werk ermee is ondertussen erkend als cultureel erfgoed.
Beschrijvingen van het huidige ras gaan terug tot 1775. Het is niet zo bekend dat er twee Ierse Setter rassen bestaan. De oorspronkelijke Ierse Setter is nochtans de Rood-Witte, de zuiver rode kleur ontstond later door selectieve fok. Tegen het einde van de 19de eeuw hadden de Rode Ierse Setters de Rood–Witte praktisch geheel verdrongen, waardoor deze laatste zo zeldzaam werden dat men dacht dat ze uitgestorven waren. In de twintiger jaren van de vorige eeuw was er een ‘revival’ door een kleine groep toegewijde fokkers. Het ras werd in 1944 dan ook als apart ras erkend. Tegen 1970 waren er echter opnieuw slechts enkele tientallen over. In de daaropvolgende jaren was er gelukkig een tweede ‘revival’. Op vandaag staat het ras nog steeds op de lijst van met uitsterven bedreigde hondenrassen in de UK. De Irish Kennel Club erkende officieel het ras in 1984, en in 1989 erkende ook de FCI (Fédération Cynologique Internationale) de Irish Red and White Setter (rasstandaard 330).
De Rood-Witte Ierse Setter is een rechtstreekse afstammeling van de rood-witte setting spaniëls van de 16e eeuw. 'Setting dogges' werden zelfs al in de Romeinse tijd gebruikt, om samen te werken met haviken. Van origine zijn ze gefokt voor de jacht op vederwild zoals patrijs, grouse en ptarmigan (hoenders), fazant, houtsnip en watersnip. Dat zijn vogels die zich liever ‘drukken’ in de begroeiing en alleen vluchten wanneer ze zich te ernstig bedreigd voelen. Lang voor er geweren bestonden, joeg men met netten. De honden drukten het wild (door autoritair voor te staan blijft het wild zitten) tot de jagers er bij konden komen, die vervolgens netten over de vogels en de honden heen gooiden. De voetjacht met ‘setting dogs’ op de moors en bogs bleef gangbaar, waarbij het werk vóór het schot met de staande honden, setters en pointers, uitgevoerd werd, en het apporteren door een retriever. In Ierland is deze vorm van voor de voet jagen populair gebleven, temeer omdat ze trots zijn op hun Ierse Setters die daar specialisten in zijn. De Ierse Setter ontwikkelde zich jarenlang op de uitgestrekte vlakke heidevelden en drassige veengronden van Ierland en ontwikkelde zich daardoor tot de snelste van de setter-variëteiten.
Al sinds de 18de eeuw word aan de Ierse Rood-Witte Setter een hoge gebruikswaarde toegekend, wegens harde klimaat-bestendig, met veel zelfstandigheid en goed onder appèl. Tot zo’n 80 jaar geleden waren alle honden die op tentoonstelling verschenen in het weekend, in de week werkhond.
De Ierse Rood-Witte Setter is een staande hond. Ze staan van nature voor. Het ras in nog steeds zoals het 200 jaar geleden was. Nog veel meer dan z’n rode neef, is de Rood-Witte Setter een pure jachthond gebleven, al zoek je een toekomstige jachtpartner beter uit werkende ouderdieren. Ze komen nog steeds weinig voor, en als werkende hond al helemaal. Er is gelukkig nog geen echte splitsing tussen showlijnen en werklijnen ontstaan, zoals bij de andere setters wel het geval is. Vergeleken met zijn meer populaire rode neef is de Rood-Witte Setter zwaarder gebouwd en atletischer, althans vergeleken met honden uit werklijnen. Hij is heel toegewijd en aanhankelijk. Naast een perfecte jachtmetgezel is het een echte familiehond. De Ierse Rood-Witte Setter heeft het uithoudingsvermogen en de intensiteit om de hele dag te jagen, met het natuurlijke vermogen om zich aan te passen aan verschillende terreinomstandigheden. Zijn deels witte kleur is heel handig in het veld.
© Clément Castelli
Volgens de Ierse werkstandaard jagen ze met intensiteit en concentratie, steeds in samenwerking met de voorjager. Ze hebben een hoge kophouding, een snelle galop, met een horizontale ruglijn en met de staart steeds in lijn met de rug, naar beneden wijzend, terwijl hij beweging mag vertonen. Ze revieren (methodische wijze van het veld afzoeken, op de wind) snel en breed. Bij het in verwaaiing komen, trekken ze aan, om tot voorstaan komen. Dit kan staand, gehurkt of liggend zijn, maar steeds zeer intens. Zolang de vogel zich drukt, blijft de hond roerloos voorstaan en wacht op de voorjager, hij gunt zijn alpha-leider de oogst. Probeert de fazant lopend te ontsnappen, dan trekt de hond opnieuw aan en probeert deze terug vast te zetten. Ze hebben het natuurlijk vermogen om zich aan te passen aan het type jacht en veld; dieper en breder jagend in open veld, dichterbij in zware, dichte dekking.
De Ierse Rood-Witte Setters worden specifiek geroemd voor hun hantering van de houtsnippen. Een specialisatie is ook met meerdere honden werken, waarbij, als een hond voorstaat, de andere dat spontaan ook doet, wat we seconderen of patroneren noemen. De Ierse Rood-Witte Setter markeert ook haas, en vertoont daarbij blijvende staartbeweging. Het hazenrein maken vergt enige inspanning, want de prooidrift is hoog. Het apport, alhoewel geen oorspronkelijke taak, kan perfect aangeleerd worden, ook van haarwild en waterwild. In de regel hebben ze een zachte beet. Wat waterwerk betreft, hebben ze weinig bescherming voor koud water. Ze hebben een groot uithoudingsvermogen, zijn intelligent, hebben jachtinzicht en vertonen eigen initiatief. Ze jagen heel grondig, zijn heel zachtaardig maar harde werkers. Het zijn geen kennelhonden maar gezinshonden. Ze vergen een zachte aanpak, een harde aanpak werkt averechts. Ze zijn wat laat rijp, maar eens ‘klaar’ zijn ze een heel trouwe partner.
De wereldwijde populatie in absolute cijfers is onbekend maar blijft laag. Als familiehond vind je ze, naast in het moederland en de UK, over de ganse wereld, van Canada, de USA, Mexico, Brazilië en Argentinië, over de Scandinavische landen, België, Nederland, Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Frankrijk, Portugal, Italië, Hongarije, Tsjechië, Slowakije en Polen, tot in Rusland en zelfs Australië, maar steeds in lage aantallen en steeds slechts met enkele fokkers. Op veldwedstrijden en praktische jachtwedstrijden zijn ze in nog lagere aantallen aanwezig in België, Nederland, Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk, Hongarije, Slowakije, Ierland, de Scandinavische landen en de USA. In de praktische jacht zie je enkelingen in België, waaronder ook bij valkeniers, in Nederland, Frankrijk, Duitsland, Ierland, de Scandinavische landen, Rusland en de USA. Dit prachtige ras verdient echter beter en rasverenigingen wereldwijd doen alle moeite om dit ras meer onder de aandacht te brengen, ook van jagers.
© Sanne van de Berg
Net als bij de meeste grotere rassen, komt ook bij de Ierse Rood-Witte Setter heupdysplasie voor. Alle fokdieren worden dan ook gescreend en positieve gevallen worden uitgesloten van de fok. Daarnaast moet men, zoals bij alle grotere rassen met een diepere borst, opletten voor maagkanteling. DNA-testen van ouderdieren en het uitsluiten voor de fok van dragers en lijders hebben aandoeningen die destijds voorkwamen (CLAD, von Willebrand, PRA) uit het ras kunnen weren. Het grootste aandachtspunt voor de fokker is, gezien de beperkte populatie wereldwijd, genetische diversiteit door zo weinig mogelijk verwante ouderdieren te combineren, maar met behoud van de typische raskenmerken qua exterieur, bouw, werkstijl en -capaciteit en karakter.
Clément Castelli
留言